Salomon Vischschraper
Geboren:
Amsterdam,
Vermoord:
Buchenwald,
Bereikte de leeftijd van
21 jaar
Beroep: Leerbewerker
Vrolikstraat 281 huis, Amsterdam
Salomon en zijn broer David Vischschraper waren de enige jongens in het grote gezin van Levie Vischschraper en Duifje Santen. Ze hadden drie oudere en drie jongere zussen. Hun moeder Duifje zette elf kinderen op de wereld, van wie er drie op jonge leeftijd overleden. Toen Duifje bijna 48 jaar was, kreeg ze nog een meisjestweeling. Armoede en gebrek aan voorbehoedsmiddelen maakten het leven van vrouwen zwaar. In het Steundossier van haar echtgenoot staat aangetekend dat Duifje na de geboorte van de tweeling ‘zeer verzwakt is en niet meer kan werken. Zij is totaal afgesloofd en kan bijna haar eigen huishouden niet meer doen’. Het gezin had het inderdaad moeilijk. Vader Levie verdiende met zijn werk als overkruier op de groentemarkt, schoonmaker, bezorger van vis en later brandstoffenverkoper, veel te weinig. Daarom moest hij geregeld een beroep doen op de steun. Vanwege huurschulden werd het gezin regelmatig uit huis gezet, waarna het steeds op zoek moest naar andere woonruimte.
Salomon werd geboren in de Korte Houtstraat en bracht zijn kinder- en jeugdjaren door in het hart van de Jodenbuurt. Hij genoot alleen zes jaar lager onderwijs, daarna ging hij als behanger aan het werk om bij te dragen aan het gezinsinkomen. Eind jaren dertig ontmoette Salomon zijn toekomstige vrouw, verpleegster Judith Nebbig. Salomon werkte inmiddels niet langer als behanger, maar als kleermaker. Het jonge stel, beiden 20 jaar oud, trouwde op 3 januari 1940. Judith was op dat moment vijf maanden in verwachting van haar eerste kind. Ze trokken in bij de ouders van Judith, Benjamin Nebbig en Mietje Canes, in de Vrolikstraat. Op 8 mei 1940, twee dagen voor de Duitse inval in Nederland, werd daar zoontje Levie geboren. Nog geen jaar later zou het noodlot de familie hard treffen: zowel Salomon als zijn oudere broer David werd in het razziaweekend van 22 en 23 februari 1941 opgepakt. Ook hun zwager David van de Kar, getrouwd met zus Marianne, werd meegenomen. De drie mannen werden, samen met honderden anderen, via interneringskamp Schoorl overgebracht naar Buchenwald.
Na twaalf weken onmenselijk hard werken kwam Salomon op 17 mei 1941 in de ziekenboeg van dat kamp om het leven. In het register werd vermeld dat hij om 2.25 uur aan akute Herzschwäche was overleden. Broer David en de andere mannen die het zware regime overleefd hadden, werden op 22 mei naar Mauthausen gedeporteerd. Daar stierf David op 18 juli. Zwager David van de Kar overleed op 19 september.
Salomons echtgenote Judith ontving via de Joodse Raad vrij snel bericht van het overlijden van haar man. Zij was toen hoogzwanger van haar tweede kind. Het meisje, Mia, zou op 17 juli 1941 geboren worden. Negen dagen na het overlijden van Salomon stuurde Judith, waarschijnlijk via de Joodse Raad, een getypte brief naar concentratiekamp Buchenwald met het verzoek om de gouden ring, kleding en andere persoonlijke bezittingen van haar man terug te zenden naar Amsterdam. Vijf dagen later kwam de brief met Judiths verzoek in Buchenwald aan. Uit de papieren die zich in het Rode Kruis-archief bevinden, blijkt dat de eigendommen twee dagen eerder al naar de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD, Außenstelle Amsterdam gestuurd waren. Het ging om wat kleding, een fietsplaatje, de ring, wat geld (omgerekend fl 8,75 aan Duitse Marken) en maar liefst 28 foto’s. Bij aankomst in Buchenwald had Salomon alles moeten inleveren.
Ook de ouders Levie en Duifje en alle zussen van Salomon en David (Bloeme, Elisabeth, Maria, Esther, Fenna en Gretha) werden samen met hun partners en kinderen in vernietigingskampen van de nazi’s vermoord. Van de grote familie Vischschraper, inclusief aangetrouwde partners en kinderen, overleefden alleen Judith Vischschraper-Nebbig en zoontje Levie de oorlog.