Abraham Alter
Geboren:
Den Haag,
Vermoord:
Auschwitz,
Bereikte de leeftijd van
40 jaar
Beroep: Fotohandelaar
Korte Brugstraat 1 I, Breda
Bij het uitzoeken van degene die ik wilde 'thuisbrengen' kwam ik al snel terecht bij Abraham Alter, geboren in Den Haag in 1901. Hij woonde een twintigtal panden bij mijn eigen voormalig woonadres in Breda vandaan. Net als hij was ik een fanatieke fotograaf en foto-ontwikkelaar: hij had een fotozaak in de Korte Brugstraat in Breda. Ik kan mij voorstellen dat als Abraham nog geleefd zou hebben, ik een vaste klant bij hem in de winkel geweest zou zijn. Bovendien vind ik Abraham een mooie trotse man. Volgens mij had hij een warm hart voor gadgets en nieuwe ontwikkelingen - vandaar een tamelijk strak ontwerp voor het plankje.
Er is een bekende dramatische foto waarop de winkel van Abraham beklad met fascistische leuzen te zien is, zoals 'dood aan de unie', hakenkruizen en andere kwetsende graffiti. De Unie was een politieke antifascistische beweging. Ik heb geprobeerd deze foto als thema te gebruiken. Het plankje verwijst naar deze foto. Dankzij deze foto kon ik achterhalen dat het juiste adres Korte Brugstraat nummer 12 was, en niet nummer 1.
Abraham was getrouwd met Grietje Goudsmit, die in Amsterdam geboren was. Ter ere van het huwelijk had Abraham een foto bewerkt waarin een afdruk van hemzelf samen met Grietje in een camera gemonteerd is. Ze kregen twee dochters, Bertha en Carrie.
Dat Abraham ook verzetswerk pleegde, staat opgetekend op de Erelijst van Gevallenen. Op 2 oktober 1942 gaf het Gewestelijk Arbeidsbureau, afdeling Werkverruiming, een verklaring af dat Abraham Alter was ondergebracht in Kamp Wittebrink te Hummelo. Nog dezelfde maand is hij vermoord in Auschwitz.
Zijn vrouw Grietje Alter, die toen 37 was, en Bertha en Carrie, van 14 en 10 jaar oud, konden op 10 november 1942 in Breda onderduiken. Zij overleefden de oorlog. Grietje is in 1999 overleden.
Bronnen:
NIOD Erelijst Verzet en Koopvaardij, database vervaardigd door dhr. J.W. de Leeuw; “Kroniek van ‘n vervolging” van J. Bader.