Sara Ritmeester-Blik
Geboren:
Amsterdam,
Vermoord:
Sobibor,
Bereikte de leeftijd van
60 jaar
Eerste Oosterparkstraat 153 I, Amsterdam
Elke familie een verhaal
Sara Blik wordt geboren in Amsterdam in de Valkenburgerstraat op nummer 259. In 1882, om half zeven op kerstavond. Sara is het oudste kind van Jacob Blik, een sjouwer, en Vogeltje Visser, en was een echte Amsterdamse. Haar voorgeslacht is ten tijde van haar geboorte immers al 150 jaar woonachtig in Amsterdam. Sara groeit op in de oude Joodse wijk en krijgt nog een zusje, Betje. Sara is nog geen drie jaar en zus Betjes is net een jaar oud als hun vader in 1886 op 26-jarige leeftijd overlijdt. Haar moeder hertrouwt in 1889 met de venter Jacob Polak.
Op haar 21ste trouwt Sara met Abraham Ritmeester, die ook als sjouwer de kost verdient. Het jonge gezin woont in de oude Joodse wijk en krijgt naast een jong gestorven dochtertje drie zonen: Jacob, Mozes en Isaac. In 1913 slaat het noodlot toe. Op 14 maart van dat jaar overlijdt Abraham Ritmeester na een kort ziekbed aan een immuunziekte, 35 jaar oud. Tot overmaat van ramp is Sara vijf maanden zwanger. Het leven voor Sara, dat toch al bestaat uit sappelen, veel verhuizen van de ene overvolle woning naar de andere en met moeite de eindjes aan elkaar knopen, wordt problematisch.
De buurt is erg met haar lot begaan en zamelt geld in om haar te helpen. Ook wordt een advertentie in het Nieuw Israëlitisch Weekblad geplaatst waarbij om hulp wordt gevraagd. Van dat geld begint Sara in de Valkenburgerstraat een winkeltje in snoep en petroleum. Een echte zakenvrouw is Sara echter niet en het winkeltje levert niets op. Intussen bevalt Sara van een tweeling Abramina (vernoemd naar haar overleden echtgenoot) en Esther. Sara zit aan huis gebonden en woont met haar kinderen afwisselend bij haar familieleden, bij haar moeder en stiefvader en bij haar getrouwde zus Betje.
Om te kunnen overleven wordt Sara in de crisisjaren af en toe bedeeld en wordt haar door de familie regelmatig wat toegestopt. Sara’s kinderen moet al direct na de lagere school werken. De oudste zoon als orgeldraaiersknecht, de twee jongste zonen als petroleumventer. In 1933 verlaat Sara de oude Joodse wijk en vestigt zich aan de Sparrenweg, op de hoek van de Eerste Oosterparkstraat. In 1935 verhuist zijn naar Vrolikstraat 155-II, bij Sara’s zusje Betje in de buurt. Sara’s kinderen vliegen inmiddels uit. Haar drie zonen trouwen, haar tweelingdochters wonen af en aan thuis en werken als lingerienaaister. Haar oudste zoon Jacob is in mei 1937 verhuisd naar de Eerste Oosterparkstraat 151-I. Sara betrekt het buurhuis, Eerste Oosterparkstraat 153-I, op dezelfde verdieping als haar zoon.
Het veranderende wereldtoneel zal Sara en haar kinderen niet ontgaan zijn. In mei 1940 wordt Nederland door de Duitsers bezet. De eerste anti-Joodse maatregelen volgen. Op 22 en 23 februari 1941 worden 330 jonge Joodse mannen opgepakt in de Joodse wijk. Twee van de vier zoons van Sara’s zus Betje behoorden bij de groep opgepakte mannen. Twee dagen later werd de Februaristaking uitgeroepen. Voor Sara en haar gezin komt de oorlog nu erg dichtbij. Het bericht over de dood van de twee neven van Sara in Mauthausen, beiden getrouwd en vader van een kind, moet als een mokerslag zijn aangekomen. Wat kon men doen, waar kon men heen? Voor een armlastige familie als de familie Ritmeester-Blik waren er eigenlijk bijna geen opties. In de zomer van 1942 woonden Sara en haar vijf kinderen nog in Amsterdam. Zoon Jacob en zijn gezin meldden zich begin augustus 1942 al in Westerbork.
In het voorjaar van 1943 valt voor het gezin Ritmeester-Blik het doek. Op 25 maart 1943 komt Sara Blik aan in Westerbork. Een paar dagen later gaat ze op transport naar Sobibor, waar ze op 2 april 1943 direct na aankomst naar de gaskamers wordt gestuurd. Een paar weken later worden ook haar zus Betje en Sara’s zonen Jacob en Moses, hun echtgenoten en hun kinderen in Sobibor om het leven gebracht. Jongste zoon Isaac, al in oktober 1942 in Westerbork, overleefde Auschwitz, maar bezweek een week voor de bevrijding door de Russen in Gross-Rosen. Alleen de jongste twee kinderen, de tweeling Abramina en Esther, overleefden de oorlog als enigen van hun familie door tijdig onder te duiken. Hun moeder, drie broers, drie schoonzuster en de drie kinderen van hun broers werden allen vermoord. Net als hun tante Betje, Betjes echtgenoot, hun vier zonen en partners en hun drie kleinkinderen.
Sara Blik en haar familie hebben voor mij een symboolfunctie gekregen. Twee arme Joodse gezinnen met een lange, twee eeuwen, verbondenheid aan Amsterdam, twee gezinnen weggevaagd, slechts twee overlevenden. Ik heb Sara Blik heel willekeurig gekozen. Het had net zo goed over een andere willekeurige Joodse familie uit de Oosterparkbuurt had kunnen gaan. Elke familie heeft namelijk een verhaal.
Bronnen: Stadsarchief Amsterdam
Harmen Snel is seniorarchivaris van het Stadsarchief Amsterdams. Hij maakte het naambordje voor Sara Blik en deed onderzoek in 2017. Dit verhaal las hij datzelfde jaar voor tijdens de herdenking van Namen en Nummers.