Salomon Springer
Geboren:
Amsterdam,
Vermoord:
Auschwitz,
Bereikte de leeftijd van
6 jaar
Veeteeltstraat 68 huis, Amsterdam
De tekst voor Salomon wordt deze maand geschreven.
Daarna ging ik naar de meest rechter school op het Zuivelplein. Ik weet nog dat we op een moment allemaal onze jasjes aan moesten trekken en in rijtjes van drie met elkaars handjes vast naar buiten gingen. Toen vloog er een zeppelin over het dorp. Ik had nog nooit zoiets gezien. De vrouw van de schrijver Nescio was mijn handwerkonderwijzeres. Van haar leerde ik hoe je de kleine hiel moest breien. Dat was nog eens echte handwerkles. Dit moet ergens tussen 1930 en 1933 zijn geweest.
Om te spelen in de speeltuin van het Onderlangs moest je lid zijn van de SDAP, of als kind van de AJC. Dat waren wij niet. Mijn ouders waren nog wat linkser en lid van de Onafhankelijke Socialistische Partij, de OSP. Ik kan me de fakkeltochten nog wel herinneren, waarin de arbeiders riepen ‘Acht uur! Acht uur! Geen langer arbeidsduur!’. Ik zat dan op de schouders van mijn vader en riep uit dat ik ‘ook een acht uur wilde’, waarmee ik eigenlijk bedoelde dat ik ook zo’n fakkel wilde. We woonden in een huis in de Veeteeltstraat, vlakbij het Zuivelplein. Dat was een woning van de Algemene Woningbouwvereniging, waar de heer Boonstra de opzichter van was. Hij haalde wekelijks de huur van 4 gulden op en kwam ook wel eens klaverjassen.
Achteraf was het leven in de wijk ook wel wat benauwd. Eén of twee keer per week gingen we het dorp uit, bijvoorbeeld naar familie in West. Dan namen we de tram, een kaartje was toen 5 cent. Vanuit het tramraam zagen we wat van de stad. Het voelt ook niet alsof ik in Amsterdam ben opgegroeid; ik ben in Betondorp opgegroeid. Het dorp werd omsloten door weiland, helemaal tot aan de spoorlijn. Je zag haast geen auto’s in Betondorp of echt verkeer. Enkel op zondagen, tijdens de wedstrijden van Ajax. Dan was het dorp net één grote parkeerplaats. Het geloei dat opsteeg uit het stadion hoorde je in heel Betondorp.
Bij sigarenmagazijn Slauerhof, op de hoek van de Middenweg en de Brinkstraat, kochten we wel eens “blazertjes.” Dat waren net kleine sigaartjes, die van weet ik veel wat voor rotzooi waren gemaakt. Ze kostten maar een paar centen en je kreeg er vijf mee in zo’n papieren zakje. We gingen dan naar de Brink waar in het plantsoen een tweetal grote groepen rododendrons stonden. Aan de buitenkant was de schuilplaats gesloten. Daar groeiden de bladeren. “In” de struiken was geen blad en er was door de spelende jeugd, veel ruimte gemaakt en gehouden. Daar kropen we dan weg en rookten onze blazertjes. Je moest ervan hoesten, het smaakte vies en je werd er nog beroerd van ook. Toch deden we het. Het was immers spannend…
Totaal aantal joodse Betondorpers dat de shoah niet heeft overleefd: 229.
94 mannen, 99 vrouwen en 36 kinderen onder de 18 jaar. Het jongste slachtoffer was 6 jaar, de oudste 82 jaar. Ze zijn overleden in Auschwitz (119 slachtoffers), Sobibor (87 slachtoffers), overige kampen (18 slachtoffers) en onbekend (5 slachtoffers).