Jansje de Roode-van der Stam
Geboren:
Rotterdam,
Vermoord:
Sobibor,
Bereikte de leeftijd van
63 jaar
Choorstraat 21, Delft
Jansje van der Stam is op 18 augustus 1879 geboren in Rotterdam en op 23 april 1943 vermoord in Sobibor. Jansje is op vrijdag 7 januari 1909 getrouwd in Rotterdam met Alexander Abraham de Roode (1881, Nieuwer Amstel). Het eerste jaar van hun huwelijk woonden zij in Amsterdam. Jansje heeft twee kinderen gekregen en een kleindochter die naar haar is vernoemd: Jansje. De laatste paar jaar van haar leven heeft ze in Delft doorgebracht, waarschijnlijk gevlucht na het bombardement van Rotterdam. Voor het pand aan de Choorstaat 21 ligt tegenwoordig een Stolperstein ter herinnering aan haar. Via JoodsMonument is summier informatie over haar te vinden, dat wat hierboven staat vermeld.
Jansje is de dochter van Heijman Salomon van der Stam (Oud-Beijerland) en Ester van Klaveren (Schoonhoven). Zij trouwen in Rotterdam in mei 1867 en krijgen zeven kinderen: Catharina (1867-1868), Abraham (1869-1931), Marianna (1874-1935), Elizabeth (1872-1942), Salomon Heyman (1876-1942), Jansje (1879-1943) en Paulina (1882-1942). Haar vader was vuurstoker bij de Marine (op een stoomschip) en later koopman en winkelier. Het gezin start op de Schiedamsedijk (nr 157) vanwaar ze vóór de geboorte van het laatste kind vertrekken naar de Jonkmanssteeg (nr 3). Sinds 1888 woont het gezin aan de Schiedamsedijk (nr 226) in Rotterdam, waar in 1895 haar vader sterft op zijn 53ste. Jansje is dan 15 jaar oud. Uit de registers kunnen we een beeld van krijgen hoe haar moeder aan haar inkomsten kwam; ‘uitdraagster’ en ‘winkelierster’ (1909, trouwakte Jansje).
Op 29-jarige leeftijd trouwt zij met de 2 jaar jongere Alexander Abraham de Roode, geboren in Nieuwer Amstel. Haar broer Abraham van der Stam (39 jaar) is een van de getuigen. Het stel begint Amsterdam, aan de Nieuwendijk 53 hs. Een jaar na hun huwelijk wordt op 25 januari 1910 in Rotterdam, Hoogstraat 250, haar eerste kind geboren, ze noemen haar Johanna. Opvallend is dat de geboortedatum van Johanna overeenkomt met de verhuisdatum van Amsterdam naar Rotterdam, Hoogstraat 250. Een paar maanden later overlijdt haar moeder, Ester van Klaveren, op 1 april 1910. Drie jaar later krijgen ze nog een kindje, op 28 februari 1913 rond 9 uur in de ochtend. Ze noemen hem Heyman Abraham.
Van Jansje heb ik geen beroep kunnen achterhalen. Op de geboorteakten van haar beide kinderen staat letterlijk ‘geen beroep, huisvrouw’. Beide kinderen worden thuis geboren. Alexander gaat – samen met zijn vader ‘koopman in gonje zakken’ aangifte doen van de geboorte van zijn eerste kind. Wanneer hun zoon wordt geboren is het de verloskundige die de aangifte doet.
Alexander lijkt weinig succesvol als koopman, winkelier. Zoeken op zijn naam in de kranten van die tijd levert naast vele advertenties voor zijn zaakjes (veelal heren confectiekleding) ook diverse berichten van zijn faillissementen op. Het gezin verhuist opvallend veel, in Rotterdam en in Den Haag. Vaak wonen ze in huizen die ook een winkelfunctie hebben. Een advertentie laat zien dat ze een ‘net meisje’ zoeken.
We maken een sprong in de tijd. In november 1938, dus vlak na de Kristallnacht in Duitsland, verhuist hun zoon naar Delft, waar hij begin december op Choorstraat 16 een kledingzaak opent met de naam ‘t Broekenhuis. Waarschijnlijk huurt hij dit pand van de Vrijmetselaars. Volgens een kaart bij de gemeente Rotterdam zijn Jansje, Alexander en Johanna evacuees die naar Delft (Choorstraat 16 vertrekken). Op 6 juni 1940 trekt Henriëtte Francina van Beugen (kortweg ‘Jet’) in bij Heijman (en dus ook de rest van de familie?) in aan de Choorstraat [huwelijksdatum van beiden heb ik nog niet kunnen achterhalen]. Op 6 december 1940 wordt haar kleindochter geboren èn naar haar vernoemd: Jansje.
Eind februari 1941 werd het pand aan de Leider en enige bestuurslid van de NSB werd overgedragen: Anton Adriaan Mussert. In maart 1941 verhuizen Heijman, Jet en Jansje èn de zaak een paar straten verder naar de Nieuwstraat (nr 8). Mogelijk is dat het moment dat Jansje, Alexander en Johanna verhuizen naar de overkant van de Choorstraat, nr. 21.
In Rotterdam krijgen 2.000 Joodse bewoners een brief om zich te melden op 31 juli 1942 bij Loods 24 voor de Arbeitseinsatz. Die dag melden 1100 bewoners zich aan, waaronder enkele die dag getrouwde stellen. Johanna en Simon. Jansje was er niet bij (misschien omdat het al te gevaarlijk was? Misschien omdat de geen vervoermiddel meer hadden? (joden hadden immers hun fiets moeten inleveren?) Diezelfde avond worden Johanna en Simon weggevoerd naar Westerbork.
5 maart 1943 wordt haar man opgehaald vanuit het St Joris Gasthuis en via het politiebureau in Delft naar Westerbork gebracht. (Samen met drie andere joodse mensen.). We weten niet hoe en wanneer Jansje hierover is geïnformeerd en wat ze vervolgens heeft gedaan. Wat opvalt is dat op de kaart staat dat zijn vanuit Statenweg 74 naar Westerbork gaat en ook in barak 67 terecht komt. Dat doet vermoeden dat zij vanuit Delft, waar inmiddels haar hele gezin was weggevoerd, terug is gegaan naar Rotterdam.
Voor zover we hebben kunnen nagaan is Jansje zelf op 10 april vanuit Rotterdam (Statenweg 74?) naar Westerbork afgevoerd. Evenals haar man kwam ze in barak 67 terecht, een van de 3 strafbarakken waar een zwaarder regime heerste.
De strafbarakken van Kamp Westerbork waren een drietal barakken (nummer 65, 66 en 67) in het concentratiekamp met een zwaarder regime.[1] Bewoners van deze barakken waren veelal gepakte onderduikers.[2] Ze kregen minder te eten en moesten dwangarbeid uitvoeren. Daarnaast hadden hier ondergebrachte geïnterneerden een grotere kans om op het eerstvolgende transport gezet te worden.
Vermoedelijk zijn Jansje en Alexander samen opgeroepen voor het transport op 20 april 1943, en hebben ze samen de drie dagen in de trein doorgebracht. Om bij aankomst in Sobibor op 24 april gescheiden en vervolgens vermoord te worden in de gaskamers. Nu – in 2023 – tachtig jaar geleden.
Dat haar zoon dan nog leeft, heeft ze waarschijnlijk gehoopt, maar niet geweten. Wanneer hij in het eerste kwartaal van 1944 overlijdt in “midden Europa”, is daarmee haar gehele nageslacht in de bloei geknakt.
Op de alfabetische transportlijsten die na de oorlog zijn gemaakt staan de namen van Jansje de Roode – vd Stam en Jansje de Roode opvallend genoeg direct boven elkaar: grootmoeder en kleindochter.