Jacob Haas
Geboren:
Strijp,
Vermoord:
Sobibor,
Bereikte de leeftijd van
58 jaar
Beroep: Winkeleigenaar
Vredenburchsingel 42, Breda
Jacob was de zoon van Louis Haas en Sophia Jacobson. Zijn jongere zus was Sara Johanna Haas. Jacob werd in Strijp (Eindhoven) geboren, maar het gezin trok in 1912 naar Breda. In 1913 trouwde hij daar met Saartje de Vries. Ze zouden twee kinderen krijgen: Louis jr. (1916 - 1943) en Estella (1919 - 1943). Jacob zat met een meubelhandel midden in de stad Breda aan de Catharinastraat 9. Daarvóór was hij vanaf 1914 manufacturenhandelaar in de Lange Brugstraat. Vanaf Adresboek 1929 staat hij geboekt als meubelhandel in de Catharinastraat. Dat was ook vlakbij de synagoge.
Hij was in 1925 lid van de kerkeraad van de Nederlandsch Israëlitische Gemeente. Vanaf 1929 tot 1940 wordt hij steeds vermeld als vice-voorzitter van de kerkeraad en tegelijk voorzitter van de het kerkbestuur.
Samen met zijn vader en zus was Jacob eigenaar van het pand Teteringenstraat 8 in Breda. Zelf bezat hij aan de Kerkhofweg in Ginneken nog 2 woningen. Volgens de Verkaufbücher wordt hij van zijn vastgoed beroofd. Joden mochten geen huis meer in eigendom hebben.
Door zijn kerkelijke functies was het niet verwonderlijk dat na de uitbraak van de oorlog en de oprichting van de Joodse Raad hij in Breda lid werd van die JR. Zijn zoon Louis was secretaris van de JR. Op 27 januari 1943 pleegde een gevluchte Duitse jood zelfmoord. Deze Joachim Simon kreeg door 4 leden van de JR, waaronder Jacob en zoon Louis, 'overeenkomstig den ritus' een fatsoenlijke uitvaart. Jacob sprak een woordje. Een maand later werd op 27 februari in zijn huis aan de Vredenburchsingel een Rotterdamse onderduiker gearresteerd. Zelf werden Jacob, zijn vrouw en zoon op 11 maart door de bezetter gevangen genomen. Als lid van de JR had hij een Sperre, maar nu konden zij niet meer aan de greep van de Duitsers ontkomen. In de trein van 6 april 1943 uit Westerbork zaten 8 Bredanaars waaronder vader Jacob, moeder Saartje, zoon Louis en dochter Estella Haas. Op 9 april 1943 vonden zij hun verschrikkelijke einde in Sobibor.
Bronnen: J. Bader Kroniek van een Vervolging, Stadsarchief Breda, Joods Monument, Engelbrecht van Nassau, Jaarboek Oranjeboom, eigen archief.