Jakobus Joseph Walvisch
Geboren:
Königssteele,
Vermoord:
Auschwitz,
Bereikte de leeftijd van
31 jaar
Vrolikstraat 80 I, Amsterdam
Channa vertelt over haar vader
Channa Walvisch kwam op 4 mei naar het herdenkingsritueel Namen en Nummers op het Kastanjeplein in Amsterdam-Oost. Het werd voor haar een emotionele belevenis.
Channa: 'Ik kwam tegen elf uur naar het Kastanjeplein zonder te weten wat ik ervan moest verwachten. Had me wel afgevraagd of ik bloemen zou meenemen. Iemand nam me mee naar de archiefkast en het eerste wat ik zie waren foto’s van mijn papa en van Liesje de Vries, mijn bovenbuurmeisje van toen. Ik werd overspoeld door herinneringen en emoties, prachtige en vreselijke tegelijk.’
Channa Walvisch werd in 1936 geboren in de Vrolikstraat, op nummer 80. Haar vader, Jakobus Joseph Walvisch had op nummer 76-78 een kolenhandel en een loods waar bakfietsen gestald werden. Als peuter stond ze in een box op straat, waar ze uit klauterde om naar haar opoe op nr. 96 te gaan. 'Mijn papa was een heel sociale man, die op donderdagavond, soms met mij, centjes ging brengen naar mensen in de straat die het arm hadden zodat ze op sjabbat of op zondag goed konden eten. Hij was erg geliefd in de buurt en ik was zijn prinsesje. Ik herinner me nog winkels uit de straat, schoenmaker Premsela en de sigarenzaak van Emons. Hun dochter Stien was een vriendin van mijn moeder. Op de Beukenweg was het groentekeldertje van Juutje Nebig, de ijscowinkel en van Embdens speelgoedwinkel. Tijdens de opheffingsuitverkoop – in 1941 of 1942 - heeft mijn vader daar een mooie pop voor mij gekocht, een van de weinige dingen van vroeger die ik nog altijd heb.’
Channa – toen nog Henny – herinnert zich de vroege kindertijd als de mooiste jaren van haar jeugd. Toen ze drieënhalf jaar was, brak de oorlog uit en haar moeder voelde de dreiging. 'Om mij van de straat te halen regelde Stien Emons dat ik in september 1940 naar de Christelijke kleuterschool op de Sparrenweg mocht, al was ik er eigenlijk te jong voor. Nadat er een paar politie-invallen in ons huis waren geweest - vader werd beschuldigd van zwarte handel’, besloot mijn moeder dat ik weg moest uit Amsterdam. Stien Emons kende een familie in ’’s-Hertogenbosch die wel een Joods kostgangertje in huis wilde nemen. Zij heeft mij daar tegen de zin van mijn vader, die niet kon geloven dat hier hetzelfde zou gebeuren met de Joden als in Duitsland, in het najaar van 1941 naar toe gebracht. Zij haalde mij Eerste Kerstdag op, zodat ik mijn vijfde verjaardag thuis mocht vieren. Ik was erg verwaarloosd en zat onder de luizen. Tot mijn grote vreugde hoefde ik niet meer terug. In juli 1942, nadat ik mijn grootouders, tante en neefje van huis heb zien ophalen, besloot mijn moeder opnieuw dat ik weg moest uit Amsterdam. Op een ochtend werd ik opgehaald door oom Hannes Boogaard, een boer uit de Haarlemmermeer en was mijn onderduik begonnen.’
In 1943 zijn Channa’s ouders ook ondergedoken in een huis aan de Molenaarslaan in de Haarlemmermeer, haar vader Jakobus Joseph Walvisch, is daar verraden voor ‘kopgeld’. Hij werd beschuldigd van zwarte handel, als het niet zo triest zou zijn geweest had je erom kunnen lachen, hij had immers een kolenhandel!’ In april 1944 vermoord in Auschwitz.
'We zaten samen ondergedoken, mijn papa met zijn oudste dove zuster en haar dochter en een paar huizen verder zaten mijn moeder en ik. We zijn allemaal verraden maar mijn moeder en mij hebben ze niet gevonden, mijn papa, tante en nichtje dus wel.'
In juli 1945 keerde Channa terug naar de Oosterparkbuurt in Amsterdam-Oost. Al snel ging ze elke dag in de Vrolikstraat langs de huizen en belde aan waar familie en bekenden hadden gewoond, maar er werd altijd opengedaan door vreemde mensen. Ze rende dan weg, de mensen werden boos want dachten dat ze aan het belletje trekken was. 'Ik begon te beseffen dat mijn straat mijn straat niet meer was.’
Channa las ergens dat dwangarbeiders uit Polen en Duitsland terugkwamen op het Centraal Station. 'Ik pikte geld uit mijn moeders beurs om een perronkaartje te kopen en ging stiekem naar het Centraal Station om te kijken of papa erbij was. Langzamerhand heb ik toen begrepen dat mijn vader nooit meer terug zou komen.’
Bron: Geheugen van Oost