Jacobus Marinus Izaaks
Geboren:
Amsterdam,
Vermoord:
Sobibor,
Bereikte de leeftijd van
53 jaar
Beroep: Diamantslijper
Blasiusstraat 17 I, Amsterdam
Jacobus Marinus Izaaks is opgenomen in de Erelijst van gevallenen 1940-1945 als lid van het verzet.
Als Jacobus Marinus op 2 oktober 1889 geboren wordt, wonen zijn ouders ongehuwd samen op Korte Dijkstraat 14 in Amsterdam. Hij krijgt daarom de achternaam van zijn moeder Anna Maria Kreugel. Zijn moeder en haar jongere zus Cornelia Alida Elisabeth, die ook in het huis woont, zijn geboren in Amsterdam. Zijn vader Barend Izaaks is geboren in Leeuwarden, maar is met zijn ouders en zes broers en zussen naar Amsterdam verhuisd (minstens twaalf jaar voordat Jacobus Marinus ter wereld komt). Via Kromboomsloot 35 en Korte Koningstraat 16 verhuist het gezin naar Laagte Kadijk 10, waar in 1892 Jacobus Marinus’ broertje Salomon wordt geboren. In september 1894 krijgt hij ook nog een zusje, Sara Maria. Een klein jaar later, in mei 1995, trouwen zijn ouders en krijgen alle drie kinderen (na erkenning) de achternaam van hun vader: Izaaks.
Eind 1907, als Jacobus Marinus bijna 18 is, overlijdt zijn moeder op veertigjarige leeftijd. Een jaar later wordt hij vrijgesteld van dienstplicht voor de Nationale Militie (de toenmalige Nederlandse krijgsmacht) wegens een lichamelijk gebrek. Jacobus Marinus is 1,73 m. lang en net als zijn vader diamantslijper van beroep.
Begin 1910 trouwt hij met de één jaar jongere Engeltje Meljado. Hij is dan 20 jaar oud. Hun zoons Barend en Daniël (Daantje) worden geboren in 1919 en 1920. Het gezin woont op diverse adressen in Amsterdam voordat het verhuist naar Antwerpen. In juni 1930 komen ze terug naar Amsterdam en vestigen zich op Blasiusstraat 17 eenhoog. Hier wonen ze boven de vleeswaren- en broodjeszaak van Jacob Aldewereld en vlak naast de Russische synagoge Kehillas Ja’akow. Het gezin van zijn broer Salomon is ook net terug uit Antwerpen en woont tot 1933 op de derde verdieping in hetzelfde pand. In 1931 krijgen Jacobus Marinus en Engeltje nog een dochtertje.
Uit politierapporten blijkt dat Jacobus Marinus in de gaten wordt gehouden. Op 14 april 1942 wordt hij samen met drie anderen verhoord op verdenking van medeplichtigheid aan diefstal van distributiebescheiden. Na verhoor worden ze alle vier heengezonden. Op 12 mei wordt hij opgepakt, op telefonisch verzoek uit Den Haag namens Kriminalkommissar Horak. Hoewel er tijdens het fouilleren niks gevonden wordt, moet hij in bewaring blijven in verband met verboden handel in distributiebescheiden. De volgende ochtend wordt hij per trein overgebracht naar de Sicherheitsdienst in Den Haag.
Op 7 juni 1943 wordt Jacobus Marinus vanuit Kamp Vught als ‘gestrafte’ gedeporteerd naar Kamp Westerbork. De volgende dag wordt hij naar Sobibor gedeporteerd, waar hij bij aankomst op 11 juni direct wordt vermoord. Hij is dan 53 jaar oud.
Zijn vrouw en kinderen verhuizen in 1944 naar Topaasstraat 3 eenhoog, samen met Engeltje’s jongere zus Rika die inmiddels bij hen inwoont. Alle vijf overleven zij de oorlog.