Max van der Rhoer
Geboren:
Barmen-Elberfeld,
Vermoord:
Sobibor,
Bereikte de leeftijd van
45 jaar
Beroep: Handelsagent
Teteringenstraat 27 a, Breda
Max van der Rhoer werd in 1898 geboren in Elberfeld, een voorstad van het huidige Wuppertal. Het gezin dat uiteindelijk uit negen kinderen zal bestaan verhuist later naar Venlo. Als de vader van Max sterft is het jongste kind twee jaar. Max trouwt in 1921 met Mina Bouman. In de huwelijksakte wordt bij zijn beroep reiziger vermeld. Als in 1923 hun eerste zoon wordt geboren wonen zij in Roermond. Kort daarna verhuist het gezin naar Arnhem waar in 1927 een tweede zoon wordt geboren. Het kind dat Salomon wordt genoemd sterft in 1930 plotseling op tweejarige leeftijd. Het verdriet van de ouders spreekt uit de tekst op de grafsteen van de Joodse begraafplaats in Arnhem: 'Hier rust onze lieveling Salo van der Rhoer'. Als in 1931 in het gezin een zoon wordt geboren krijgt deze gedeeltelijk de naam van zijn overleden broertje, Bernhard Salomon.
Max van der Rhoer heeft in 1930 een groothandel in herenmode met in 1936 een zaak op de Grote Markt in Arnhem. Opvallend in het leven van Max is dat hij zeer actief is in het Joodse verenigingsleven. Hij is voorzitter van de Joodse Sociëteit in Arnhem en later van de Bond van Joodsche Verenigingen in Gelderland-Overijssel. In 1933 komt er een landelijke organisatie, de Bond van Joodsche Verenigingen in Nederland, waarvan Max ook voorzitter wordt. De Bond wil vooral de eenheid onder de joodse Nederlanders versterken ongeacht de politieke voorkeur. Men stelt zich strikt neutraal op. Assimilatie en gemengde huwelijken worden afgewezen. Max van der Rhoer moet veel tijd in het verenigingswerk hebben gestoken. Hij wordt door zijn medebestuursleden omschreven als gemoedelijk en tactvol. Hij weet met soepelheid en flair tegenstellingen te overbruggen.
In 1936 verhuist het gezin naar Breda. Zij gaan wonen aan de Teteringenstraat 27a. Door zijn drukke werk als handelsagent moet Max met pijn in het hart afscheid nemen van het voorzitterschap van de Bond maar ook in Breda is hij actief in het verenigingsleven. Hij richt ook hier een Joodsche Sociëteit op waar toneel- en muziekavonden worden georganiseerd.
Als in februari 1941 in Amsterdam door de bezettingsautoriteiten de Joodse Raad in het leven wordt geroepen krijgt deze in eerste instantie het bestuur over de Joodse gemeenschap in Amsterdam. Later wordt deze bevoegdheid uitgebreid over het hele land en worden er afdelingen van de Joodse Raad in de provincie gevormd. Evenals in Amsterdam bestaan deze veelal uit vooraanstaande leden van de Joodse gemeenschap. Max van der Rhoer treedt toe tot de Joodse Raad in Breda. Als vanaf augustus 1942 de Joodse burgers van Breda zich moeten melden voor transport naar de kampen, probeert men nog zoveel mogelijk mensen veilig te stellen door het creëren van allerlei functies bij de Joodse Raad.
Op 24 december 1942 ontvangt de familie van der Rhoer een zogenaamde Anweisung. Deze Anweisung van de Zentralstelle fūr judische Auswanderung houdt in dat de familie de woning aan de Teteringenstraat uiterlijk 30 januari 1943 met medeneming van de meubels moet hebben verlaten. De gemeentelijke woningdienst van Amsterdam draagt zorg voor een toewijzing van een nieuwe woning aan de Transvaalstraat 124 II in Amsterdam. De reden van deze Anweisung in plaats van deportatie naar Kamp Westerbork heeft waarschijnlijk te maken met een functie van Max bij de Joodse Raad in Amsterdam. Misschien hoopte hij dat een dergelijke functie voorlopig bescherming bood. Tijdwinst die belangrijk was in een tijd waarin men wellicht hoopte op een snelle bevrijding. Toen ook de stempels van de Joodse Raad geen bescherming meer konden bieden werd het gezin naar Kamp Westerbork gebracht.
De oudste zoon, Joseph, werd op 1 juni 1943 bij een transport van 3.006 mensen van Westerbork naar Sobibor gebracht. Van dit transport heeft niemand het kamp overleefd. Joseph werd 20 jaar. Bij het zeventiende transport van Westerbork naar Sobibor staan Max, zijn vrouw Mina, hun zoon Bernhard Salomon en de jongste broer van Max op de lijst van namen. Zij sterven meteen na aankomst in het kamp. De moeder van Max, Jettchen van der Rhoer is een paar maanden eerder op 72-jarige leeftijd eveneens in Sobibor gestorven. Van haar negen kinderen zullen slechts drie de oorlog overleven. Het enig tastbare bewijs van het gezin van Max van der Rhoer is de grafsteen van de kleine Salo uit 1931 op de Joodse begraafplaats in Arnhem.