Alfred Löwenstein
Geboren:
Arfeld,
Vermoord:
Sobibor,
Bereikte de leeftijd van
68 jaar
Jan Pietersz. Coenstraat 13, Tilburg
Alfred Löwenstein wordt op 1 mei 1875 geboren in Arfeld. Hij is het tweede kind van zijn ouders. Zijn oudste zus Henriette is op 5 oktober 1872 geboren en zijn jongere zus Mathilde in 1879.
Alfred trouwt met de bijna twee jaar oudere Jette (Henriette) Sara Rindskopf uit Rappenau. Wanneer en waar ze getrouwd zijn, is onbekend. Hun enige zoon Kurt zal op 10 juni 1904 geboren worden in Elberfeld. Het is bekend dat Alfred handelaar was. Een deel van het verhaal van Alfred is te reconstrueren aan de hand van de geschiedenis van zijn oudste zus.
Arfeld is een heel oud dorp: het wordt al genoemd in akten rond 800. Het telt nu iets minder dan 900 inwoners. Joodse bewoners waren er ook al heel lang, waaronder de vader en moeder van Alfred. Vader David Löwenstein was getrouwd met zijn nicht K (C)aroline Löwenstein en hij was slager en veehandelaar, zoals vele Joden in de regio. Er waren nooit problemen tussen de Joodse en niet-Joodse inwoners, maar dat verandert in 1933 als de NSDAP de Rijksdagverkiezingen wint, en ook in het stadsbestuur van Arfeld komt. Alfreds zus Henriette, en zijn zwager, de slager Jakob Wolff, zijn het laatste Joodse echtpaar dat in Arfeld is blijven wonen. Hun verhaal is beschreven. Vanaf 1933 begint het psychisch en fysiek vernederen van deze Joodse inwoners. Er volgt een economische boycot. Veel rechten worden hen ontnomen. In 1935 wordt hun huis bekogeld met stenen, besmeurd met vuil en beklad met hakenkruisen. Er worden leuzen geschreeuwd.
In 1936 verkopen ze het huis en verlaten ze het dorp met tranen in hun ogen. Ze gaan bij hun zoon Karl in Treis wonen. In 1939 wordt dit huis in Treis een gettohuis: alle Joden uit de buurt moeten daar gaan wonen. Jette, Jakob en alle andere mensen in dit huis zullen in 1942 weggevoerd en vermoord worden. Deze ontwikkelingen zal Alfred hebben meegekregen en hij zal, zoals zoveel Duitse Joden, besloten hebben naar Nederland te gaan, naar Tilburg, in de hoop daar veilig te zijn.
Hij komt op 21 januari 1939 vanuit Düsseldorf naar zijn zoon Kurt in Tilburg. Kurt heeft een lederwarenfabriek en zijn vader en moeder gaan bij hem en zijn vrouw Rosa Eis wonen, op de Jan Pietersz. Coenstraat 13 in Tilburg. Dat duurt totdt de Duitsers in 1940 Nederland binnenvallen. De rust is dus maar heel tijdelijk geweest.
Waarschijnlijk door de vrijstelling voor deportatie die zoon Kurt had vanwege zijn werk als jurist voor de Joodse Raad, blijven ook Alfred en Jette hiervoor gespaard, maar worden ze wel gedwongen om in de gaan wonen bij de familie Bernstein op de Oisterwijksebaan 143. Deze familie zal onderduiken en de oorlog overleven. Alfred en Jette echter niet.
Hun zoon Kurt en diens vrouw Rosa zijn eveneens gedwongen om in te gaan wonen bij de familie Bernstein. Op 9 april 1943 worden zij allen op transport gesteld naar Westerbork. En op 20 juli gaan zij allen naar Sobibor. Op 23 juli 1943 worden Alfred en Jette, net als Rosa, in Sobibor vermoord. Zoon Kurt is tewerkgesteld in het kamp Dorohucza en zal daar in november 1943 vermoord worden.
Bronnen:
aktives-gedenkbuch.de; www.familienbuch-euregio.de; www.siwiarchiv.de