Ida de Boer
Geboren:
Amsterdam,
Vermoord:
Auschwitz,
Bereikte de leeftijd van
27 jaar
Beroep: Machinestikker
Eerste Oosterparkstraat 165 II - a, Amsterdam
Ida de Boer heeft een fris, open gezicht met ingehouden glimlach. Ze is jong en kijkt me aan – in het gedenkboek van de fabriek. Ze werkte als machinestikster bij de Hollandia-Kattenburg fabriek aan de Valkenweg in Amsterdam-Noord. Veel Joodse vrouwen werkten in naaiateliers in de Oosterparkbuurt. Mijn eigen tantes hadden ook een naaiatelier, waarmee zij eigenlijk voor het hele gezin de kost verdienden. Mijn moeder maakte daar het fijnste borduurwerk. Zij waren toen net zo oud als dit meisje op de foto. Ik stel me Ida voor, zoals ze elke ochtend vroeg naar het Centraal Station fietste en daar de pont naar Noord nam. Dan met de stroom fietsers mee naar Hollandia, een moderne fabriek met een goede leiding. Ze maakten kwaliteitsjassen en de meisjes verdienden er goed, sommigen wel 28 gulden per week. Een broodnodige aanvulling voor het gezin.
Ida woonde met haar vader Esriël, moeder Rachel en haar jongere broer Abraham tweehoog-achter op de Eerste Oosterparkstraat 165. Het huis stond vlak bij het OLVG; die oude huizen staan er nu allang niet meer. Ida woonde haar hele leven al in de Oosterparkbuurt, eerst op de Sparrenweg 5-III, dan nog met een tante en met haar twee oudste zussen. Zus Lea was getrouwd en woonde in dezelfde straat op nummer 149, met man en zoontje. Zus Jane woonde boven, met man Louis, die chauffeur is, en hun dochtertje Leny. Dat moet krap en gehorig zijn geweest, ze hoorden ongetwijfeld de kinderen van Bruinvels en Simons beneden huilen.
Ida’s vader was meubelmaker, maar verdiende niet veel. Hij moest zelfs een tijdje op de markt staan met schoonmaakartikelen en ze moesten kleiner gaan wonen op tweehoog-achter. Maar gelukkig werkte Ida. Hun fabriek was de beste in regenjassen en ze moesten hele stapels regenjassen naaien voor de Duitse Wehrmacht. Mensen in de fabriek saboteerden de boel door gereedstaande partijen uniformen kapot te snijden. De Gestapo kwam daar nog onderzoek naar doen. Het Joodse personeel had een Sperre – toestemming om te blijven werken op de fabriek. Maar gaandeweg werd alles grimmiger. De Jodenster werd verplicht. Joden mochten bijna niks meer, nog geen wandelingetje in het Oosterpark maken. De fiets moesten ze al inleveren. Ook op het werk veranderde de sfeer, ze mochten niet meer samen lunchen. Joden kregen geen bord en bestek meer en moesten beneden in het magazijn eten. De razzia’s namen toe, de Februaristaking brak uit. De arbeiders uit Noord riepen de werknemers van Hollandia op om samen op te trekken naar de Dam.
In juli 1942 kreeg Ida, net als vele anderen, een brief. Een oproep ‘voor eventuele werkverruiming in Duitsland’. Bijna haar hele familie kreeg de oproep. Ze mocht maar één koffer of rugzak meenemen met wat kleren, en eten voor drie dagen. Op het werk kwamen mensen plotseling niet meer opdagen, die doken onder. Maar waar hadden zij in hemelsnaam moeten onderduiken? Alle familie in de buurt was even krap behuisd. In juli 1942 meldde Ida de Boer zich ‘s avonds met haar koffer bij een van de drie verzamelplekken in de stad. Ze is op 30 september 1942 in Auschwitz vermoord.
Een paar weken later, op 11 november 1942, deed de Sicherheitspolizei een inval in de Hollandiafabrieken. Alle uitgangen werden afgezet en de Joodse medewerkers, Ida’s vroegere collega’s, werden ‘s avonds weggevoerd.